Blokkerende werking van beslag op roerende zaken
Stelt u zich voor: iemand kan zijn schulden niet langer betalen en er wordt daardoor executoriaal beslag gelegd op een waardevolle roerende zaak van de schuldenaar. De schuldenaar heeft door dat het de verkeerde kant op gaat en verkoopt snel de zaak (voor een stuk lagere prijs) met het doel om executoriale verkoop te voorkomen. De roerende zaak is nu niet langer bij de beslagene en de vraag rijst dan: kan de beslaglegger toch overgaan op executie?
Paulianeus handelen
In bovenstaande situatie is sprake van Paulianeus handelen. Dit betekent dat iemand een rechtshandeling verricht (in dit geval het verkopen van de roerende zaak) terwijl hij wist of behoorde te weten dat dit benadeling van de verhaalsrechten van de schuldenaars zou opleveren.[1] Het gaat hier om een onverplichte rechtshandeling en daadwerkelijke benadeling. Dan is aan alle vereisten van de Pauliana voldaan en zal in beginsel de rechtshandeling vernietigd worden.
Blokkerende werking
De vraag is echter of een beslaglegger kan overgaan op executie terwijl het beslagen goed zich niet langer onder de beslagene bevindt. Overgaan op executie betekent dat uit de verkoop van de roerende zaak een bepaalde waarde wordt gehaald die kan worden verrekend met de openstaande schuld. De Hoge Raad heeft in zijn rechtspraak meerdere malen bevestigd dat beslag niet zorgt voor beschikkingsonbevoegdheid van de beslagene. Dat betekent dat de beslagene gewoon rechtshandelingen kan verrichten en hij kan dan dus ook de beslagen zaken verkopen.[2] Volgens diezelfde vaste rechtspraak is het echter wel zo dat de beslaglegger zich niets van deze rechtshandelingen hoeft aan te trekken. In beginsel kan hij dus toch overgaan op executie door de relatief blokkerende werking van beslag.[3] Dit betekent dat de beslagene relatief (dat wil zeggen: ten opzichte van de beslaglegger) beschikkingsonbevoegd is om de roerende zaak te verkopen.
Derdenbescherming
Het feit is wel dat de zaak in handen van een derde (namelijk de koper) is gekomen. In sommige gevallen willen we dat deze derde wordt beschermd en dat hij toch de zaak mag houden zonder dat de beslaglegger op executie over kan gaan. De koper kan zich succesvol op bescherming beroepen wanneer hij anders dan om niet de zaak in handen heeft gekregen en hij toen te goeder trouw was.[4] Anders dan om niet betekent dat er een prestatie/betaling nodig was om de zaak te verkrijgen en te goeder trouw betekent dat de koper niet wist of behoorde te weten dat de verkoper Paulianeus handelde.
Conclusie
In de praktijk is het natuurlijk van groot belang of een executie wel of niet doorgaat. Voor zowel de beslaglegger als de derde is het dus van groot belang om op de hoogte te zijn van de huidige gang van zaken. Voor een beslaglegger in het bijzonder is het van belang om zo snel mogelijk op executie over te gaan wanneer er een executoriale titel is op roerende zaken. De blokkerende werking is hierbij van grote hulp omdat zelfs wanneer een zaak zich niet langer onder de beslagene bevindt, in de meeste gevallen toch kan worden overgegaan tot executie.
auteur: Max van der Veer
[1] Volgens art. 3:45 BW.
[2] Zie bijvoorbeeld HR 20-02-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7729 (Ontvanger/De Jong q.q.) en HR 05-09-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9351 (Forward/Huber).
[3] Volgens art. 453a lid 1 Rv.
[4] Volgens art. 453a lid 2 Rv.