De ministerieplicht van de deurwaarder is één van de aspecten die onze beroepsgroep bijzonder maakt. De gerechtsdeurwaarder is als enige bevoegd bepaalde ambtshandelingen te verrichten. Denk hier bijvoorbeeld aan beslagen, ontruimingen of het doen van exploten. Deze werkzaamheden zijn in het bijzonder wettelijk toegekend aan de deurwaarder. Dat houdt in dat bovengenoemde ambtshandelingen, tezamen met een aantal andere, niet door anderen kunnen worden gedaan. U heeft dus een deurwaarder nodig als u een dagvaarding wilt laten betekenen. Het is dan ook logisch dat wanneer u zich tot een deurwaarder wendt ten behoeve van zijn of haar diensten, dat die daadwerkelijk worden uitgevoerd. Hiervoor is de ministerieplicht in het leven geroepen. In dit artikel leest u wat de ministerieplicht is, welke beperking eraan vast zit en wat de uitzonderingen op de regel zijn.

De ministerieplicht van de deurwaarder

Zoals hierboven kort aangehaald zorgt de ministerieplicht ervoor dat de deurwaarder in principe zijn diensten zal verlenen wanneer dit van hem of haar wordt gevraagd. Meer specifiek betekent de ministerieplicht dat de deurwaarder te allen tijde verplicht is de ambtshandelingen waartoe hij in het bijzonder bevoegd is te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Dit is logisch aangezien geen ander deze ambtshandelingen kan verrichten en men dus is aangewezen op de deurwaarder. Echter, net als bij veel andere wettelijke hoofdregels spelen ook hier beperkingen en uitzonderingen een rol.

Beperking

De beperking die op de ministerieplicht voor de deurwaarder rust is er een van ruimtelijke aard. De ministerieplicht geldt voor alle ambtshandelingen binnen het arrondissement waarin de vestigingsplaats van de deurwaarder is gelegen. Soms is het echter zo dat een arrondissement, een rechtsgebied van Nederlandse rechtbanken, zich strekt over meer dan één provincie. In dat geval geldt de ministerieplicht voor alle ambtshandelingen in het deel van het arrondissement dat is gelegen in de provincie waarin de vestigingsplaats van de deurwaarder is gelegen. Het meest duidelijke voorbeeld van zo een dergelijk geval doet zich voor in het arrondissement van Noord-Nederland, waar drie provincies onder vallen: Friesland, Groningen en Drenthe. Als een opdrachtgever een deurwaarder uit Friesland een ambtshandeling in Groningen wil laten uitvoeren, dan zal de beperking van de ministerieplicht op gaan en dan mag de deurwaarder zijn dienst weigeren. De opdrachtgever moet zich dan wenden tot een deurwaarder uit Groningen. Deze geografische beperking op de ministerieplicht is logisch omdat het niet de bedoeling is dat een deurwaarder uit Zeeland een ambtshandeling moet uitvoeren in Groningen.

ministerieplicht van de deurwaarder

Uitzonderingen

Er zijn een aantal uitzonderingen op de hoofdregel van de ministerieplicht. Er zijn twee wettelijke uitzonderingen en er is één buitenwettelijke uitzondering. De eerste uitzondering houdt in dat wegens persoonlijke omstandigheden niet redelijkerwijs kan worden verlangd dat de deurwaarder de ambtshandelingen zal uitvoeren. Hier kan onder meer wordt gedacht aan familieomstandigheden, ziekte of verlof. De tweede uitzondering doet zich voor wanneer de verzoeker niet bereid is om het door de deurwaarder aan hem of haar gevraagde voorschot voor het verrichten van ambtshandelingen te voldoen. Wanneer de voorschotten niet worden betaald mag de deurwaarder dus zijn dienst weigeren. De laatste uitzondering is in de rechtspraak aangenomen en die doet zich voor wanneer de deurwaarder ‘zich door het uitvoeren van de opdracht schuldig zou maken aan onrechtmatig handelen.’

Wat als de ministerieplicht van de deurwaarder niet wordt nageleefd?
De ministerieplicht is, zoals de naam al beaamd, een verplichting voor de deurwaarder die in beginsel moet worden nageleefd. Als deze niet wordt nageleefd omdat de deurwaarder van mening is dat de beperking of een van de uitzonderingen opgaat maar de opdrachtgever toch wilt dat de ambtshandeling door de deurwaarder wordt uitgevoerd, dan kan de deurwaarder een deurwaarderskortgeding aangaan. Hiertoe is de deurwaarder echter niet verplicht, waardoor ook de opdrachtgever een executiegeschil kan entameren. In bovenstaande gevallen zal de rechter dan bepalen of de ministerieplicht in een bepaald geval beperkt dient te worden of dat hij moet worden nageleefd.

Conclusie

Aan de ene kant vormt de ministerieplicht een waarborg voor dienst zoekers, zodat ze ervan uit kunnen gaan dat de ambtshandelingen die wettelijk aan de deurwaarder zijn toegekend daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd. Aan de andere kant vormt de ministerieplicht een waarborg van de onafhankelijke ambtsvervulling tegen inmenging door andere overheidsorganen. Mede door deze waarborgen zorgt de ministerieplicht voor goed functioneren van de rechtsstaat. De ambtshandelingen die alleen zijn toebedeeld aan de deurwaarder moeten dus worden uitgevoerd, tenzij uitzonderingen een beperking van de ministerieplicht toelaten.

[1] Art. 2 Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw).

[1] Art. 11 Gdw.

[1] Idem.

[1] Art. 11, onder a Gdw.

[1] Kamerstukken II 1991/92, 22 775, nr. 3, p. 18.

[1] Art. 11, onder b Gdw.

[1] Rb. Rotterdam 9 september 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BT2399, r.o. 4.5.

[1] Art. 438 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

[1] Art. 438 lid 1 Rv.

[1] Kamerstukken II 1991/92, 22 775, nr. 3, p. 18.

Auteur: Max van der Veer

Contact

Mail ons